Het leuke van publiceren op internet is dat je lekker snel kan reageren op wat er in de wereld gebeurt. Bomaanslag in Glasgow? Majoor overleden? Première van een toneelstuk? Voordat het is afgekoeld (het autowrak, het lijk of het podium, voor de duidelijkheid) staan de eerste impressies al op het net; de doorwrochte complottheorieën volgen dra.
Soms loopt het ook wat anders. Vandaar nu een recensie van een verhalenbundel die verscheen in november 2006. Sorry, gewoon niet eerder tijd gehad.
Louise Honing is het debuut van Lucas Winnips. De achterflap vertelt me dat hij is geboren in 1975 en filosofie in Amsterdam heeft gestudeerd. Dat wekt vertrouwen, maar het is wat beknopt. Gelukkig heeft de auteur een website. Lang leve internet! Op die website staat de flaptekst van het boek, maar die kende ik al. Voorts een agenda, waaruit blijkt dat de auteur in november zijn boek publiceert, en dat wist ik ook al. Op de site van uitgeverij 521 staat ook niets nieuws, en de speciale Hyves-pagina die aan het boek gewijd is, lijkt volstrekt genegeerd. Via Wikipedia kan ik nog achterhalen dat de man die mij op de achterflap nogal onbetrouwbaar aankijkt, in Alkmaar geboren is. Goed, dat is de achtergrondinformatie die ik heb: mooi medium, dat internet. Het lijkt erop dat ik het met het boek zal moeten doen, maar gelukkig ben ik ouderwets genoeg om dat te kunnen. Een verhalenbundel met zestien verhalen in krap 150 pagina’s. Het genre van de echt-heel-korte-verhalen, dus. Dit is een hondsmoeilijk genre, omdat de schrijver in zeer korte tijd een bepaalde omgeving, passende personages en een verloop moet presenteren dat binnen die verhaalwereld acceptabel is. Dat betekent dat elk woord voor drie telt. De schrijver kan zich niet veroorloven uit te weiden of een pas op de plaats te maken. Het verhaal dient als een raket voort te schieten, en juist daarom is het vaak zo fijn om te lezen. De schrijver is de horlogemaker op speed, en de lezer hoeft zich niet te vervelen. In een aantal verhalen uit Louise Honing blijkt dat Winnips dit ambacht verstaat. De verhalen doen mij sterk denken aan een ingekookte Peter Terrin, de Vlaamse schrijver die met veel geduld een dreigende wereld neer kan zetten. In onderkoeld en geheel vanzelfsprekend gebrachte passages glijden zijn personages richting afgrond. Tijdens het lezen lopen de kriebels over je rug, en je zou zo graag de personages toe willen schreeuwen dat ze weg moeten lopen, op moeten houden of eens na moeten denken. Thomas Rosenboom is hier natuurlijk de grootste in, maar door zijn exuberante taalgebruik en het trage tempo zakt de lezer eerder in een sadistische toestand van acceptatie: het gaat fout, dat is onafwendbaar, en over 700 pagina’s weten we ook hoe het fout gegaan is. Zou men het azijn van Rosenboom inkoken, dan wordt het Peter Terrin. Kookt men Terrin in, dan houdt men een stroperig goedje over, maar zoet als honing wordt het niet. Winnips heeft bijna alles moeten schrappen om tot een verhaal van enkele pagina’s te komen, en in de regel houdt hij dan een personage over dat geconfronteerd wordt met een vijandige buitenwereld. Op ingehouden maar soms duidelijk wellustige manier wordt verteld hoe de personages zich laten inpakken, afblaffen en afzetten. De auteur zet een tamelijk weerloos beest tussen de roofdieren en gaat genietend zitten kijken hoe slecht het afloopt.
Memorabel is het eerste verhaal, waarin een gast wordt uitgenodigd voor een diner, om vervolgens de hele avond geschoffeerd te worden en aan het eind zijn overhemd in te moeten leveren als betaling. Het titelverhaal is ook sterk, hoewel dat wat minder spannend opgebouwd wordt. Louise Honing heeft een perverse wens, voert die uit en dat loopt slecht af. De sfeer is wel heel goed neergezet, het claustrofobische wat de ze moet ervaren, slaat ook op de lezer over. Daarnaast hebben we nog de nieuwsgierige inbreker, de manische kunstenaar die geld van zijn broer wil hebben, een man die zijn fortuin misbruikt om iemand vreselijk te vernederen en de vrouw die dat ook laat gebeuren, een witgoedverkoper die zijn frustraties over zijn werk en zijn huwelijk alleen maar op zijn dochter kan botvieren en een verhaal over twee zelfingenomen zakenlui die op vakantie gaan naar Afrika, ‘waar precies wisten ze niet’, en op bepaald onzachte wijze in aanraking komen met de wereld buiten hun all-in resort.
Er staan ook enkele slechte verhalen in, bijvoorbeeld iemand die tijdens een vergadering iets doet dat in de verte naar Kafka ruikt, of een student met een hekel aan een andere student, maar aangezien de verhalen zo kort zijn, ben je daar als lezer ook weer snel voorbij.
Slechts éénmaal loopt een verhaal wat klassieker af: de underdog wint alleen in het verhaal over een lifter die wordt getergd door twee proleten. Maar omdat dit verhaal pas laat in de bundel staat, verwacht je dit als lezer geen moment. Weer raakt een onschuldig personage bekneld in de kleine ruimte achterin een auto en tussen de grote bekken van de klootzakken voorin. Maar dit keer weet hij zich stijlvol te redden.
Juist op het moment dat je Winnips zou willen gaan beschuldigen van formulewerk, draait hij de boel om en gebeurt er iets onverwachts, iets dat binnen zijn verhalenwereld niet hoort te gebeuren. Gelukkig, helemaal voorspelbaar wordt het niet.
Kan Winnips nog meer? Kan hij nog een bundel verhalen schrijven die iets toevoegt aan Louise Honing? Wellicht een roman om zich te meten met Peter Terrin? Ik ben benieuwd.
Louise Honing is geschikt bevonden voor voyeurs, liefhebbers van korte verhalen en mensen die ervan genieten om zeldzame insecten met een speld te doorboren en in een kastje te bewaren.
Patrick Bassant