Een scheepsarts in dienst van de slavenhandel door W. Mijnhardt

Door Joop Vernooij

In 2005 presenteerde W. Mijnhardt in Archief van het Zeeuws genootschap der Wetenschappen een klein werkje van de Zwitserse arts Gallandat. Deze was in 1732 geboren en werkte via de koopvaardij tussen 1751 en 1759 als scheepsarts op slavenschepen van de West-Indische Compagnie. In 1768 publiceerde Gallandat Noodige onderrichtingen voor de slaafhandelaren in de eerste Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap’, later Archief van het Zeeuws genootschap der Wetenschappen geheten. Hierin brengt hij zaken naar voren die op zijn praktijk als chirurgijn berusten. Zo meent hij dat ‘het goed gevolg van den slavenhandel zeer veel afhangt van de goede maatregelen en bekwaamheid der heelmeesters’. Hij heeft vooral een preventieve invalshoek en schrijft voor onervaren heelmeesters in de hoop dat zij beter werk leveren tot voordeel van de rederij van de slavenschepen. Bij een eerste visitatie van slaven die te koop zijn, moeten de heelmeester en de scheepsofficieren – ‘opdat de kooper niet bedrogen worde’ – letten op:

1. De ouderdom van de slaaf. Die wordt ‘gewasschen, gewreven, gefineerd, geschoren de gryze hairen worden geverfd of uitgetrokken’. De eigenaar probeert de koper te bedriegen.

2. De ogen van de slaaf. Let op traanfistel, staar, verzwering van de oogbal.

3. De spraak en het gehoor van de slaaf. Dergelijke slaven hebben technieken om hun gebreken te verbergen.

4. Alle uitwendige gebreken van de slaaf. Vrouwen moeten kunnen springen om te ‘kunnen ontdekken of ze geen uitzakking der lijfmoeder’ hebben.

Na nog enkele punten vermeldt Gallandat de ijzeren boeien, het voedsel van gort, paardenbonen, alleen maar water te drinken. Het wordt duidelijk dat het erg moeilijk is deze mensen levend en gezond te houden!

De chirurgijn was een man van de elite en correspondeerde met de schrijfster Betje Wolf (1738-1804). Geheel in de lijn van denken van deze groep mensen ziet Gallandat geen enkel probleem in de slavernij. Wel merkte hij aan het eind van zijn verhandeling op dat hij zelf gezien heeft dat heelmeesters onder de slaven zieken uit de kaken des doods redden door wrijvingen, smeringen van ‘olyphantsmerg’, natuurlijke balsemen, palmolie, maar ook door baden en door zieken in warm zand te leggen. Gallandat en dus ook W. Mijnhardt geven ons interessante zaken door, die een goed tijdsbeeld schetsen. Er zijn enkele publicaties over Gallandat zoals die van M. Thiery: Een 18de-eeuwse chirurgijn in dienst van de slavenhandel (1993), en die van Chr. Verkroost: Briefwisseling van David Henri Gallandat met Gerard Greeve (18de eeuw) uit 1986.

 


W. Mijnhardt, ‘David Henri Gallandat en zijn “Noodige onderrichtingen’, in: ‘Archief van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen’, 2005, pp. 115-159.

Deze bijdrage verscheen eerder in de Ware Tijd-Literair, Suriname.

 

Recent

Literair Nederland - 10 jaar geleden

21 maart 2013

Vers zonder nieuw te zijn

Hier begint het leven, de nieuwste dichtbundel van Ruben van Gogh begint met de Big Bang, de geboorte van ‘Alles’ waaronder

binnen het geheel van ruimte-tijd
gevangen in de nietigheid

van zelfs nog minder dan
een stofje, een stipje

een ietsepietsje
ikje

In de korte tijd dat het er is, wordt het ikje verliefd, boos, is het soms wanhopig, een enkele keer gelukkig, rouwt het als het dierbaren verliest, kijkt het verbaasd om zich heen en is het soms innig tevreden met zichzelf.