Willem Frederik Hermans

Soms keren schrijvers na jaren van afwezigheid ineens weer terug op je pad. Neem nou W.F. Hermans (Geboren 1 september 1921 te Amsterdam, gestorven 27 april 1995 te Utrecht). Tot drie weken geleden behoorden zijn boeken voor mij definitief toe aan een voltooid verleden tijd. De zuurgraad van z’n
essays en de voortdurende staat van verongelijktheid waarin de grote romancier op latere leeftijd verkeerde waren me ernstig tegen gaan staan en bovendien was ik op z’n centrale thema (de mens zoekt vergeefs houvast in een chaotisch en sadistisch universum) toch enigszins uitgekeken geraakt.
Natuurlijk, in dit universum kunnen we ons aan niets vastklampen, en inderdaad, als je in een hogere macht gelooft (helaas kan ik niet in hogere machten geloven en dus helaas ook niet in een sadistisch universum) dan moet die macht behept zijn met een tamelijk sadistische natuur, maar ik hoefde dat alles niet meer van Hermans te vernemen. Die karige, soms zelfs horkerige stijl, die carrousel van stokpaarden die hij ronde na ronde bleef berijden, ik had er ineens genoeg van.

En zo verdwijnt een schrijver die je een tijd hebt bewonderd langzaam naar de achtergrond. Tot het literaire tijdschrift waar je voor werkt een themanummer gaat samenstellen over roken en literatuur, en je op een borrel van datzelfde literair tijdschrift de vrouw ontmoet die Nooit meer slapen in het Engels heeft vertaald. Allereerst dat roken: ondanks de consumptie van drie pakken Gauloises per dag heeft Hermans zich daar nooit over uitgelaten in essayistische zin. Ja, er is het titelverhaal uit de bundel De laatste roker. Dat gaat inderdaad over roken. En ja, als je alle sigaretten die in het werk van Hermans zijn opgestoken achter elkaar zou leggen, dan kom je van hier tot Brussel en terug, ook waar. Maar een mooi essay over eigen en andermans roken schreef hij nooit. Jammer. Ik had van hem graag een dwars rookessay gelezen. Helaas heeft m’n zoektocht niets bruikbaars opgeleverd.

En dan nu Nooit meer slapen: Ina (je kan het slechter met je achternaam treffen) Rilke maakte een Engelse vertaling van dat boek, dat samen met De donkere kamer van Damokles tot z’n beste werk wordt gerekend. Ina had gaandeweg nogal een hekel gekregen aan de roman. Wie gaat vertalen leest geen boek meer, maar demonteert de bouwstenen waaruit dat boek bestaat: de zinnen. En die zinnen zijn bij Hermans niet bepaald interessant. Droog, stijf Nederlands in staccato. Na dat gesprek moest ik Nooit meer slapen wel gaan lezen. Geen keus. Nou Ina had gelijk. Inderdaad, de taal van Hermans is die van een boekhouder.
Sommige zinnen zijn gewoonweg lelijk. Dialogen zijn stroef. Beelden zelden treffend. Toon mij één mooie zin uit Nooit meer slapen en u krijgt van mij een jaarabonnement op De Tweede Ronde cadeau.
Maar toch: ook al zijn de bouwstenen niet van de fraaiste soort, het gebouw dat Hermans er mee heeft opgetrokken is prachtig! Nooit meer slapen is wel degelijk een zeer goed boek, ook al heeft dat nauwelijks iets met de stijl van doen. Waarom? Herleest u het zelf eens zou ik zeggen. Ik deed het met plezier.

Weer op het spoor van Hermans gebracht kwam ik ook veel interviews tegen. Mijn God, het moet een helse missie geweest zijn om die man te interviewen. Degenen die pogingen gewaagd hebben zijn niet te benijden. Dat het ontbreken van kennis over het een of ander genadeloos wordt afgestraft zij hem vergeven, maar die eindeloze tirades tegen vakbroeders en tegen ons deugdzame vaderland beginnen toch snel de keel uit te hangen. Opvallend daarbij is vooral dat Hermans tot in elke vezel de Nederland is die hijzelf zo vervloekt. Kleingeestig, horkerig, drammerig, gelijkhebberig. Die observatie bleek ik gelukkig te delen met iemand anders, die dat veel beter verwoordde: “Hij is – in tegenstelling tot de schijn – een echte Hollander. Daarmee bedoel ik dat hij opgesloten zit in een boerenhoeve met blaffende honden, en zelfs met een windbuks op de hooizolder. Zo is hij met grote drift in de weer zijn particuliere stukje grond te verdedigen. Hollandser kan het niet, lijkt me.” Woorden van die andere Hollandse zuurpruim: Komrij.

Recent

Literair Nederland - 10 jaar geleden

19 maart 2013

Zonder aanziens des persoons, ook als het de vijand is
Recensie door Hilde van Vlaanderen

Oorlogsparadijs van Nico Dros is een aanrader. Het is een aangename mix van een historisch gegeven, een subtiel liefdesverhaal en menselijke verhoudingen in oorlogsomstandigheden. Het boek leest vlot, de taal is helemaal passend in die tijd, de jaren ’40 tot ’60, en op de een of andere manier is dat heel prettig.