De architectuur van het geluk, Alain de Botton

Ons stenen ik

In onze slechtste momenten kunnen we denken dat er een sluier van lelijkheid over Nederland ligt. En niet alleen omdat politici in een zwakzinnig vocabulaire trachten alleen de domsten aan te spreken en ook niet louter omdat we onszelf een televisiecultuur hebben aangedaan waarvan we overtuigd kunnen zijn dat er over twintig jaar niets te herhalen valt.

Nee. Elementairder heeft Nederland na de Vijftiger jaren heel grondig alle dorpskernen verwijderd, alles wat leek op een land waar mensen willen wonen met een bewonderenswaardige nauwgezetheid verwijderd. Voor huizen die een geschiedenis hadden zijn goedkope alternatieven gekomen, die al snel onbewoonbaar werden, en daarna kwamen de nog goedkopere alternatieven die er iets duurder uit moesten zien. Dat is allemaal natuurlijk niet echt nieuw. Wonderlijker is dat er bij mijn weten de afgelopen tien jaar in de beschouwingen over onze  afgegleden bevolking en onze politici die deze bevolking met slechtpassende rethoriek in een labiel evenwicht trachtten te houden, de meest onmogelijke prullen van voorstellen aangaande moraal en fatsoen opgeld doen. Maar dat niemand heeft gesuggereerd dat we onze omgeving misschien te lelijk hebben gemaakt. Dat we in woonwijken als de onze geen betere mensen kunnen zijn.
Alain de Botton wacht er wel voor dit met zoveel woorden te melden.  Wanneer je ziet wat zijn collega Ian Buruma over zich heen krijgt aan snotterige jammerklachten nadat hij zich heeft durven mengen in wat blijkbaar een streng intern debat moet zijn is dat te billijken.

De architectuur van het geluk van Alain de Botton gaat niet over Nederland noch over hoe onherstelbaar de vaderlandse bouwmeesters zich decennialang hebben vergist. In De architectuur van het geluk volgen we De Botton in een tikkeltje paternalistische eerste persoon meervoud door een langzame en gedegen analyse van wat architectuur eigenlijk voor ons betekent. ‘Fraaie architectuur heeft geen van de onmiskenbare voordelen van een vaccin of een kom rijst. De verwezenlijking ervan zal dan ook nooit hoog op de politieke agenda worden geplaatst, want zelfs als de hele door mensenhanden vormgegeven wereld dankzij niet aflatende inspanningen en opofferingen, het San-Marcoplein naar de kroon kon steken en als we de rest van ons leven konden doorbrengen in de Villa Rotonda of in Philip Johnson Glass House, zouden we nog steeds regelmatig last hebben van een slecht humeur.’
Zeker, maar we zouden niet meer wonen in een slecht humeur. De droevige realiteit die ons thans omgeeft.
De Botton toont zich een goed kijker, en de kijkende lezer krijgt in dit boek een echt ondersteunende hoeveelheid illustratiemateriaal. Nauwelijks een voorbeeld dat De Botton noemt moet het stellen zonder de mogelijkheid hem te verifiëren, het met De Botton eens of oneens te zijn. Het frisse van De Botton’s inzichten is dat hij weet waar hij heen wil. Hij vindt het geen probleem om slechts wat aanduidend in een vijftigtal bladzijden door de totale stilistiek heen te fietsen. Daarbij stipt hij met name wat ontstaansgeschiedenissen aan
‘Zo kon het gebeuren dat een esthetisch idioom uit de tijd van de tempel van Apollo te Delphi uiteindelijk de woonhuizen van boekhouders in Edinburgh en advocaten in Philadelphia opluisterde.’ Hopakee, dat is nog eens met rasse schreden, en dat is maar beter ook, Elseviers Encyclopedie van de Moderne Architectuur heb je wel in de kast staan. En soms kan het korter nog, met deze bon mot bijvoorbeeld: ‘ De woonhuizen van modernistische architecten waren ontworpen als toneeldecors voor acteurs in een geïdealiseerd drama over het moderne leven.’  

Zo tegen dit moment in het boek worden de kwaliteiten van De Botton weer helder. Diep in elke analyse – die bij De Botton een uitgangspunt voor een boek kan zijn ? zit één zeer oorspronkelijke gedachte. Dat is ook de reden dat je De Botton leest. De saus eromheen is niet onplezierig, maar wat te grondstoffelijk en per saldo onnodig. De mooie, boeiende kern van dit boek laat zich feitelijk in een paar citaten kennen: ‘Ontwerpen en architectuur vertellen ons in wezen over het soort leven dat het meest geschikt zou zijn om zich in hun nabijheid af te spelen. Ze vertellen ons over de stemmingen die ze graag bij hun gebruikers zouden aanmoedigen en versterken. Behalve dat ze ons warm houden en ons praktische ondersteuning bieden, sporen ze ons ook aan een bepaald soort mensen te zijn. Ze spreken over bepaalde ideeën van geluk .
Wanneer we een gebouw als mooi omschrijven, impliceert dat meer dan alleen een esthetische voorkeur: er zal ook sprake zijn van een voorliefde voor het soort leven dat dit bouwwerk met zijn dak, deurkrukken, raamkozijnen, trap en inrichting uitdraagt. Een indruk van schoonheid is een teken dat we op een materiële verwezenlijking zijn gestuit van wat we zoal onder een goed leven verstaan.’

Ziedaar de ‘complete abridged’ De architectuur van het geluk. Aan wakkere geesten die dit als een complete open deur zien is het boek niet besteed. Voor veel anderen is het in zijn ontstellende eenvoud een nieuwe manier om naar je omgeving te kijken. Zonder dat je perse de reeks ‘Ionische zuilen, friesen, dragende pijlers, balkwerk gevels’ en wat dies meer zij – weer op moet frissen. ‘De gedachte dat huizen tot ons spreken helpt ons om bij onze discussies over architectuur de vraag centraal te stellen volgens welke waarden we willen leven (-)’
De architectuur van het geluk is met de goedgekozen illustraties een uitstekend middel je omgeving meer tot je te laten spreken. Je af te vragen om welke redenen je je eigen omgeving hebt opgebouwd zoals die is. En het biedt je de mogelijkheid de poëzie te zien van de stoel die aan je eettafel staat.
Dat de man zich dan uiteindelijk wat te vaak herhaalt is de tragiek van de schrijver met een goed idee en de helderheid dat idee eigenlijk in zeer kort bestek te kunnen uitdrukken. Dan bidden we nu alleen nog om een uitgever die hem zijn kortheid toestaat.

En we bidden lang en wanhopig dat Hoog Catherijne toch in godsnaam maar geen representatief beeld van onze volksaard mag zijn. En dat de toekomst ? en de lezing van dit boek ? onze schoonheidscommissies en gemeenten toch maar het inzicht mogen verschaffen dat de inkoper en de winst van het bouwbedrijf niet allesbepalend dienen te zijn bij het optrekken van het decor van ons leven.

Alain de Botton De architectuur van het geluk  Uitgeverij Atlas,2006

http://www.alaindebotton.nl/

Recent

Literair Nederland - 10 jaar geleden

19 maart 2013

Zonder aanziens des persoons, ook als het de vijand is
Recensie door Hilde van Vlaanderen

Oorlogsparadijs van Nico Dros is een aanrader. Het is een aangename mix van een historisch gegeven, een subtiel liefdesverhaal en menselijke verhoudingen in oorlogsomstandigheden. Het boek leest vlot, de taal is helemaal passend in die tijd, de jaren ’40 tot ’60, en op de een of andere manier is dat heel prettig.