Pseudoniemen: R.J.Peskens, Karel Blomkwist, Mozes Cohen, Kees Milot
Ja, kijk es, ik heb nog nooit een bestseller uitgegeven. En nou wil ik de ene keer dat ik een bestseller uitgeef, die niet door een andere uitgever in de handel laten brengen.
G.A. van Oorschot over Twee vorstinnen en een vorst
Gerardus Adrianus van Oorschot wordt op 15 augustus 1909 in Vlissingen geboren in een ‘rood’ nest. In dit typische, vooroorlogse socialistenmilieu maakt hij al vroeg kennis met de literatuur. Na voltooiing van de HBS in Vlissingen, gaat hij in Rotterdam als bootwerker in de haven werken, omdat hij niet via een beurs wil studeren. Zijn links-radicale denkbeelden leveren hem bij elkaar zo’n tien maanden gevangenisstraf op wegens dienstweigering en belediging van minister-president Colijn en het bevriend staatshoofd Hitler. In de dichtbundel Gevangenis blikt hij terug op die periode. In 1934 gaat hij huis-aan-huis boeken verkopen, vanaf 1936 werkt hij als boekverkoper bij uitgeverij Stols en later bij Querido. Na de oorlog, in augustus 1945 richt hij zijn eigen uitgeverij op, aan de Herengracht in Amsterdam, waar deze nog altijd gevestigd is. De uitgeverij komt voor Geert van Oorschot op de eerste plaats en hij bouwt er een belangrijk fonds op, met de beroemde Russische Bibliotheek, maar ook auteurs als Reve en Hermans, waarmee hij later gebrouilleerd raakt. Van Oorschot is een onconventionele, markante man, die evenveel vrienden als vijanden maakt.
Hij debuteert als dichter in de jaren dertig met socialistisch getinte verzen, die zonder succes blijven. In 1957 richt hij het literaire tijdschrift Tirade op (waarvan hij tot 1977 de enige redacteur is) en publiceert daarin voor het eerst onder het pseudoniem Peskens. Hoewel hij van tijd tot tijd gedichten blijft schrijven, beschouwt hij die zelf niet als poëzie, maar bestempeld ze als ‘versjes’. Misschien om die reden hanteert hij daarbij altijd een pseudoniem.
Het is met name zijn verhalend proza waarmee Van Oorschot (c.q. Peskens) naam maakt. Blijft zijn debuut Uitgestelde vragen (verhalenbundel) nog onopgemerkt, met Twee vorstinnen en een vorst verovert de auteur definitief een plaats binnen de Nederlandse literatuur. Deze bundel autobiografische verhalen gaat over zijn jeugd en de dominante factor in zijn opvoeding: de moederfiguur. Mijn tante Coleta, dat kort hierop verschijnt, gaat verder op deze thematiek. Beide verhalen worden in 1981 verfilmd. Ondanks zijn typerende stijl (korte zinnen met plechtige, ouderwets aandoende woorden) heeft Van Oorschot voor zijn literaire werk nooit prijzen ontvangen.
In zijn functie van uitgever is Van Oorschot ook een begenadigd brievenschrijver. Zijn correspondentie, zo’n 15.000 brieven, is ten dele postuum uitgegeven: Brieven van een uitgever (1995) en Hierbij de hele God in proef (brieven aan W.F.Hermans, 2003). De brieven geven blijk van de geweldige retorische capaciteiten van Van Oorschot, dus het is eeuwig zonde dat zijn memoires tijdens zijn leven uit de kofferbak van zijn auto werden gestolen en nooit meer zijn teruggevonden.
Van Oorschot overlijdt op 18 december 1987.
Beknopte bibliografie
Poëzie
– De turfgravers (1930)
– Gevangenis (1932)
– Van Oudegeest tot revolutie (1935)
Proza
– Uitgestelde vragen en andere verhalen (1964)
– Twee vorstinnen en een vorst (1975)
– Mijn tante Coleta (1976)
– De Vlissingse verhalen van R.J. Peskens (Twee vorstinnen en een vorst/Mijn tante Coleta/verspreide verhalen/ongebundeld werk)(1979)
Brieven
– Brieven van een uitgever (1995)
– ‘Hierbij de hele God in proef’ (2003)
Saskia Taggenbrock
Gebruikte bron: www.geocities.com/Athens/Ithaca/2249/peskensrj.html