door Menno Hartman
Dit weekend las ik Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor van Renate Dorrestein. Een titel van maar liefst 12 woorden. Ik krijg dan altijd de aandrang om te kijken of dit het boek is met de langste titel die ik ooit heb gelezen. Dat was niet zo. Marquez schreef immers De ongelooflijke maar droevige geschiedenis van de onschuldige Eréndira en haar harteloze grootmoeder, een titel van 13 woorden! Door uitgeverij Meulenhoff op de rug teruggebracht tot De onschuldige Eréndira.
In de bundeling columns De paus? Daar krijg ik een kind van begint Nico Scheepmaker met een verhandeling over de titel. Gebleken was dat een lekkere titel goed scoorde in de voorverkoop aan boekhandelaren. Voor de grap had Thomas Rap eens het boek Het leuke van neuken aangemeld, waarop de Arbeiderspers met De paus? Daar krijg ik een kind van kwam. Wat bleek: meteen was er vraag naar. Omdat de titel vacant was, heeft Scheepmaker zijn boek zo dus maar genoemd. Hij geeft ook nog de waarschuwing mee dat de titel Rijstrecepten voor eenbenige r.k. bromfietsers onverstandig is omdat je de doelgroep zo beperkt.
Omdat ik nu eenmaal op zoek was, besloot ik ook maar naar de kortste titel te gaan. Ik houd van korte duidelijke eenlettergrepige titels: Troost (Giphart), Naakt (Sedaris), Scoop (Waugh), Spijt (Appel), Oase (Van Weelden), Geld (Amis).
Dat moest korter kunnen. Vox (Baker), Rio (Bloem), Utz (Chatwin), Foe (Coetzee), Tox (Mennes), Yak (Mik) . Dat moest nog korter kunnen. I.M. (Palmen, maar jammer van die puntjes). Zou het nog korter kunnen? Natuurlijk. In 2002 publiceerde Frank Noë: G. Volgens mij het boek in de Nederlandse literatuur met de kortste titel. Maar misschien vergis ik me. Of het een groot verkoopsucces is geweest. Ik vermoed van niet.
Heb je langere of nog kortere titels? Laat het weten.